Het beeld komt keer op keer terug.
Hoe we stoppen aan het zebrapad. Ik houd mijn hand met daarin haar gele boekentas beschermend voor haar zodat ze niet de drukke straat op zou kunnen rennen.
Ze wacht geduldig tot ik 'ok, kom maar' zeg. Ze huppelt vrolijk en zwaait lachend naar de gestopte chauffeur. Haar blonde haren dansen mee op het ritme van haar huppelpas.
Ik lach, knik, en steek beleefd mijn hand op naar de gestopte chauffeur.
En dan kijk ik, om zeker te zijn, nog eens een zevenendertigste keer naar rechts. En zie ik een chauffeur extra zijn gaspedaal induwen om toch zeker niet te hoeven stoppen. Ik gil mijn dochters naam, ze kijkt verschrikt naar de motorkap op nog geen ellebooglengte van haar, en ze springt in een reflex achteruit. Rakelings passeert het monster haar.
Hij raakt even zijn rem aan om vervolgens weer weg te scheuren.
De gestopte chauffeur gebaart klare taal aan zijn adres. Toevallige wandelaars komen naar ons toe en vragen of we ok zijn. Dochterlief huilt, ze is zich een hoedje geschrokken. Ik verbijt mijn tranen en probeer mijn ongezond hoge hartslag onder controle te krijgen.
Ik stel dochterlief gerust, feliciteer haar met haar snelle reactie en maak haar duidelijk dat zij niets, maar dan ook niets fout had gedaan. Ze had braaf gewacht. Was flink op het zebrapad overgestoken. Huppelde vlak voor mij.
De gedachte dat hij haar had kunnen raken verlamt me. De vraag of ik meer had moeten doen, haar had moeten vastgrijpen, mezelf voor die auto had moeten gooien om haar te beschermen? Maar ik bevroor en kon alleen haar naam gillen. Gelukkig is er niets gebeurd en kunnen we dit zonder kleerscheuren vertellen.
Dochterlief vroeg me op weg naar huis of ze dood had kunnen gaan. En vervolgens of haar broek stuk zou zijn geweest als de auto haar had opgeschept.
Bij de idee dat haar jas gescheurd had kunnen zijn, houdt ze het niet meer droog en begint ze hartverscheurend te snikken. Pas nadat ik haar plechtig beloofde dat ik in dat laatste geval meteen een nieuwe zou maken voor haar ontspande ze. Om weer te verstijven als we voorbij een wachtende auto moesten die onze straat in reed.
Thuis sprong ze meteen naar binnen, want er was een vrachtwagen die naar haar (en mijn) gevoel veel te hard door onze straat scheurde.
Doodsbang.
Die roekeloze pummel heeft een stuk van mijn dochters kinderlijke onschuld en blind vertrouwen in één enkele trap op zijn gaspedaal onherroepelijk weggenomen. En ik stond erbij en keek ernaar. Ik vergeef het hem en mezelf nooit!
Comments