Eten was een strijd. Alweer. Het is even goed gegaan, een paar dagen. Maar vandaag, hoewel ze graag lustte wat er op het menu stond, ging het opnieuw erg moeizaam. We lieten haar zelf uitscheppen. Dat hebben we al geleerd. Geen bordje vol, geen afgemeten/vooraf bepaalde schepjes – nee, ze neemt wat ze zelf wil. En wat ze dan op haar bordje schept, moet ze ook opeten.
Daarover hebben we afspraken: beter een beetje minder en nog wat bij nemen, dan een overvol bordje en geen honger meer. ’t Werkt, hoor. En soms knijpen we nog wel eens een oogje dicht. We proberen van dat avondeten geen strijd te maken. ’t Moet vooral leuk blijven.
En dat lukt dus vanavond niet. ’t Werd onderhandelen: dat wel en dat niet. En nadien kwamen er tranen en ja, er werd geroepen. Vooral door haar. Ze is niet op haar mondje gevallen en kan tot in het oneindige blijven antwoorden. Clever, dat kind. Maar vervelend – en zeker aan tafel.
Maar het bordje raakte leeg. Mijn vaatje geduld bijna. Gelukkig is dat van papa nog wat groter (of heeft hij er al minder uit moeten tappen). Ze mocht van tafel en we praatten er nog even over. Dat dat niet leuk was. Dat ze toch gewoon kon eten. Dat ze dat lustte. Dat ze niet zo snel boos moest worden, maar gewoon kon vertellen dat ze geen honger meer had…of zoiets.
>> lees verder onder de foto
We knuffelden en maakten het weer goed. Ze bedaarde.
Tot we naar boven gingen. En het daar niet helemaal liep zoals zij het wilde. Eerst de pinguïns aankleden op de aftelkalender* en dàn pas wassen. Dat wilde ze. Niet het omgekeerde. Maar het water stond al klaar, dus het wassen kon toch echt best eerst. Het werd een drama. Ze huilde, riep en smeet de deur dicht. Ik telde tot tien. Haalde diep adem. Liet haar even gerust. Pakte toen toch maar de lijm – really, weer zo’n scène, laat het maar – en de mutsjes en pampertjes voor de pinguïns.
Ze wilde niet meer. Nee. Ik moest het zelf maar doen… Stomme kalender. Ze begon zichzelf al maar te wassen. Zucht.
Toen we opnieuw beneden in de zetel zaten, kwam het er uit. Eerst was de juf boos geweest. En dan wij. En dan nog eens wij. ’t Was een vreselijke dag geweest.
Ik schrok. Want we praten er altijd over wanneer ze van school komt. Ze vertelt veel. En graag. En er kwamen daarnet enkel leuke dingen uit: er was een kindje jarig geweest, ze hadden cake gegeten. Gespeeld in de sneeuw en een nieuw woordje leren lezen en schrijven. Maar blijkbaar was er dus nog iets anders… Iets wat haar erg van streek had gemaakt.
Ze had vijf foutjes gemaakt bij rekenen. Vijf. En daarvoor was de juf boos geworden. Onzin, natuurlijk. Daarvoor wordt een juf niet boos. Maar, omdat onze zesjarige zó verschrikkelijk bang is om foutjes te maken, interpreteert ze zowat alles dan als falen en ja, ook als boosheid.
Faalangst.
‘Ik kan het niet.’
‘Ik kan dat nooit.’
‘Ik kan niks.’
‘Ik ben een kindje dat niks kan.’
En mijn hart breekt.
Hoe vaak we haar ook bevestigen en ondersteunen. Hoe duidelijk we ook maken dat foutjes maken màg, dat de juf niet boos is, dat wij niet boos zijn, dat ze gewoon opnieuw moet proberen… Hoe vaak we ook vertellen dat niet àlles van de eerste keer perfect kan (en moet) zijn, toch blijft ze zo bang om een fout te maken.
Ik weet niet zo goed wat we eraan kunnen doen. Waar de oorzaak zit van haar laag en vaak negatief zelfbeeld. We leggen geen druk, luisteren naar haar, bevestigen en (onder)steunen haar waar ze wil. Geven haar de kans om te oefenen, te experimenteren en volledig out-of-the-box te denken. Gaan mee in haar ritme en benadrukken wat goed liep (of geoefend werd).
Nee, internet (want daar ga je dan wat dingen opzoeken), we zitten niet zelf met issues. We gaan niet door een scheiding en ons kind moet ook geen grote verantwoordelijkheden opnemen thuis. Presteren vinden we minder belangrijk dan proberen.
’t Is zo zielig. Ze is zo verdrietig.
En ik weet het even niet meer, wat ik eraan moet doen...